van kalf tot koe

Het jong van een koe is een kalf. Een koe heeft een gemiddelde draagtijd van 281 dagen. Een eenjarig dier is een pink. Ze wordt op een leeftijd van ongeveer vijftien maanden gedekt of geïnsemineerd. Als een pink uiervorming krijgt heet ze een klamvaars. Na het afkalven, het baren van een kalf, heeft ze een leeftijd van ongeveer 24 maanden en is dan een melkvaars. Na ongeveer drie weken kan de vaars opnieuw worden bevrucht. Een koe die klaar is om te worden bevrucht, heet tochtig. Deze tochtigheid herhaalt zich elke drie weken totdat de koe drachtig is. Als een koe voor de tweede keer heeft gekalfd heet ze een schotter, na de derde keer een 3e kalfs koe, na de vierde een 4e kalfs koe, etc.

Spijsverteringsstelsel

Een koe behoort tot de herbivoren. Zij trekt het gras met de tong van de grond en maalt het tussen de onderste tanden en de kaken. De koe is een herkauwer en slikt het gras de eerste keer bijna zonder kauwen in. Een koe heeft vier magen. Als de eerste maag, de pens, vol is, komt het gras terug in de mond en kauwt de koe het fijn. Hierna wordt het opnieuw ingeslikt. In de pens wordt het voedsel door micro-organismen gefermenteerd. De tweede maag, de netmaag, zorgt ervoor dat het gefermenteerde voedsel doorstroomt naar de derde maag, de boekmaag. In deze maag wordt het vocht uit het verteerde voedsel gehaald. Als laatste volgt de vierde maag, de lebmaag. Deze maag lijkt het meest op de maag van niet-herkauwende zoogdieren. Hier wordt het voedsel verteerd en naar de dunne darm doorgegeven. In de darm gaat de vertering verder en worden de vrijgekomen voedingsstoffen via de darmwand in het bloed opgenomen. Via het bloed worden de voedingsstoffen getransporteerd naar de plaats waar ze nodig zijn. Onverteerde voedselresten worden via de anus als ontlasting uit het lichaam verwijderd. De ontlasting van een koe wordt als mest gebruikt.

melkkoe, vleeskoe en dubbeldoelkoe

Nederlandse melkkoeien produceerden in 1910 per jaar zo'n 2500 liter melk. In 1950 produceerde een gemiddelde koe 4000 liter per jaar.In 2006 is dat toegenomen tot 7800 l, terwijl sommige koeien nu zelfs 12.000 l/jaar produceren. Deze verhoging van de melkproductie is tot stand gekomen door selectief fokken en door het bijvoeren met krachtvoer. Dit leidt echter tot enkele neveneffecten. De voornaamste hiervan zijn dat melkkoeien veel calcium verliezen waardoor ze vaak aan gewrichtsproblemen lijden en dat er mastitis ontstaat aan de uier door de verhoogde melkproductie.

De melk wordt gevormd in de melkblaasjes van de uier. Melkvormende cellen halen de nodige bestanddelen uit het bloed. Er moet circa 300 tot 400 l bloed door de uier stromen om 1 l melk te maken. Druppels melk verlaten de melkklieren pas wanneer de druk in de melkboezem te groot wordt. Wanneer op de juiste manier op de spenen, op de uier, van een koe wordt geduwd, komt er melk uit. Vanouds ging dat met de hand, maar op moderne boerderijen met veel koeien is dat niet meer haalbaar. Daar wordt dan ook machinaal gemolken met een melkmachine. Een soort klauw met vier speenhouders, rubberen zuignappen, wordt aan de uier van de koe gehangen. Dit wordt mogelijk gemaakt met behulp van een vacuümpomp. Door een zogenaamde pulsator wordt de onderdruk ritmisch gevarieerd om het zuigen van een kalf na te bootsen.

 

In principe wordt een koe twee keer per dag gemolken, in ieder geval de eerste tien maanden nadat een kalfje is geboren. Vandaar dat het door de veehouder vanuit financieel oogpunt gewenst is dat een koe ieder jaar een kalf krijgt. Een pasgeboren kalf wordt meestal meteen bij de moederkoe weggehaald om ziekteoverdracht te voorkomen. De moeder van het kalf ervaart rouw wanneer zij gescheiden wordt van haar kalf. Uit onderzoek blijkt dat er behalve rouw en stress op korte termijn ook langetermijneffecten zijn op het scheiden van de moederkoe en het kalf. Zo zijn er significante verschillen gebleken in socialisering, stressreacties, cortisol-niveaus en gedrag.

De eerste drie dagen krijgt het kalf, om het afweersysteem op te bouwen, biest met een nepspeen te drinken. De biest is de eerste melk die een koe maakt nadat ze is bevallen. Nadien krijgt het kalf koemelk of kunstmelk te drinken, bestaande uit een cocktail van plasma-eiwitten, mineralen, soja-eiwitten.

 

Afhankelijk van de soort koe worden kalveren verschillend behandeld. Een gedeelte van de vrouwelijke kalveren blijft op het bedrijf en wordt opgefokt tot melkkoe. Als het om een vleesras gaat, worden de jonge stieren als vleeskalf naar een kalveropfokbedrijf gebracht en blijven daar, om te worden afgemest, tot ze twee jaar zijn. De mannelijke kalveren van melkkoeien behoren niet tot een vleesras en worden al na zes maanden geslacht omdat het niet rendabel is deze op te kweken.

 

Dubbeldoelkoeien zijn koeien die zowel voor de melk als uiteindelijk voor het vlees gehouden worden.

Maak jouw eigen website met JouwWeb